zaterdag 28 december 2013

Fred Teeven, Rozenpriëler

Is Fred Teeven een 'monster'? Sommigen zien hem zo, vertelde de staatsecretaris van veiligheid en justitie onlangs in een interview in Trouw. Dat brengen zijn portefeuilles met zich mee, vooral die van immigratie.
Ook in Haarlem is lang niet iedereen blij met hem. Gevangenispersoneel ging begin dit jaar zelfs de straat op, om te demonstreren tegen zijn plannen De Koepel te sluiten. Maar een monster? ,,Je hebt als staatssecretaris wel heel veel kennissen, maar je houdt weinig vrienden over'', zegt Teeven in Trouw.
Vlak voor kerst verscheen het decembernummer van Rooskleurig. De wijkkrant van het Rozenprieel bracht Teeven terug naar de volksbuurt waar hij op 5 augustus '58 werd geboren als zoon van een meubelmaker, later ban
kbiljettencontroleur bij Joh. Enschedé. In de Voorhelmstraat nummer 43-rood. Het is het zachtmoedigste interview dat ik ooit met de staatsecretaris las. Maar hier spreekt ook geen staatsecretaris, geen pitbull, geen crimefighter. Hier spreekt Fred Teeven, Rozenpriëler.
Op een van de foto's zien we 'Fredje' als peuter op zijn driewieler op de Rustenburgerlaan. En hij vertelt hoe hij als 15-jarige met een geleende Zündapp bij de Huishoudschool rondhing, en er zijn eerste vriendinnetje kreeg. Fred koestert nog steeds zijn oude buurt, zegt hij. En dat is mooi om te lezen.

 Eerder geplaatst als '60 seconden' in Haarlems Dagblad van 27 december.

woensdag 4 december 2013

Kenau huilt

Kenau huilt. Ik geloof er helemaal niets van. Maar goed, ik geloof al niet in huilende Mariabeelden, dus wie ben ik?
Dat het beeld van Kenau en Ripperda op het Stationsplein zelf om te huilen is, dat geloof ik dan weer wel, maar dat is wat anders.
Je hoeft trouwens niet ergens in te geloven om er toch veel plezier aan te beleven. Haarlem zit vol met verhalen die niet waar zijn, en waar je toch ongelooflijk veel vermaak van kan hebben. Neem Laurens Jansz Coster, ik hou van die man. En dat hij in 1439 al in de Grote Kerk begraven is, nog vóór dat hij de boekdrukkunst zou uitvinden, vind ik prachtig. Haarlemmers die Damiate veroveren, met een zaag aan de voorsteven van een boot. Met kerkklokjes als bewijs. Geniaal!
Jan de Lapper, Malle Babbe, en ondergrondse gangenstelsels. Allemaal mooie Haarlemse verhalen, waarvan het niet uitmaakt wat er van klopt. Binnenkort wordt aan de Nieuwe Gracht een beeld voor de Meermin van Haarlem onthuld. Mooi!
Maakt het echt uit of Kenau de Spanjaarden daadwerkelijk met kokende olie bestreed? Nou dan. Dus als de ontdekker van haar geween, café-eigenaar Wijbrand Buma, straks op zijn kerstevenement op het Stationsplein haar tranen als heilig water in plastic buisjes verkoopt, vind ik dat heel Haarlems leuk.


Eerder geplaatst als '60 seconden' in Haarlems Dagblad van 3 december

zondag 17 november 2013

Pek en veren

Soms moet je stelling nemen, en je uitspreken tegen onzalige, zo niet licht-krankzinnige ideeën. Bij deze ga ik dat doen. En dat ga ik doen als trotse, wellicht soms ietwat sentimentele Haarlemmer.
Ik hou van mijn stad, van zijn verhalen, zijn historie, zijn mooie plekjes, de oude Bavo, het Spaarne en van Coster. En al kan ik me soms ook ergeren - aan een wanstaltige beeld van Kenau en Ripperda op het Stationsplein bijvoorbeeld, of aan het onzinnig slopen van een prachtig mooi schoolgebouw in Schalkwijk - dan nog blijf ik, in al mij trots, Haarlemmer.
Beoogd PvdA-wethouder Joyce Langenacker stelde deze week voor mijn, uw, onze stad om te dopen tot Kennemerstad. Op zo'n moment staat mijn verstand even stil en slaat mijn hart even over.
Ik ben geen Kennemerstadter, of hoe dat ook moet heten, mevrouw Langenacker. Uw streven om de samenwerking met omliggende gemeenten te versterken, mag lovenswaardig zijn, daarvoor verkwansel je niet de naam van de stad. Dat burgemeester Heiliegers van Haarlemmerliede en Spaarnwoude zijn gemeente in de uitverkoop doet, moet hij weten.
Ik woon bij de enig overgebleven stadspoort van Haarlem. De naam van de stad opgeven? Er zijn er voor minder met pek en veren die poort uitgedonderd, denk ik dan.

Eerder geplaatst als '60 seconden' in Haarlems Dagblad van 15 november

dinsdag 15 oktober 2013

Sint is laat

De pepernoten liggen alweer een tijdje in de schappen. Ook de chocoladeletters zijn gearriveerd. Nu ook de discussie over het racistische gehalte van Zwarte Piet weer is opgelaaid, is het duidelijk: hoewel de Goedheiligman zich nog niet in levenden lijve liet zien, hij is weer in het land.
'Beetje vroeg' , hoor ik om mij heen brommen. Ook dat is ritueel. Maar ik ervaar het dit jaar anders.
In mei was ik drie dagen in de Italiaanse havenstad Bari. Ik wist dat hier het graf van Nicolaas lag. Wat ik niet wist, is dat de Barinesen elk jaar op 6, 7 en 8 mei (míjn drie dagen!) een feest aan hem wijden. Voor het Festa di San Nicola wordt de hele stad versierd, de luchtmacht geeft een luchtshow, en langs de kustlijn is een kilometers lange braderie waar Italianen uit de wijde omtrek op af komen.
Bari viert de herovering van de botten van Sint Nicolaas. Die stierf in Myra en werd daar ook begraven. Maar toen werd Myra Turks, en vonden die katholieke Barinesen dat Sints knekels daar niks meer te zoeken hadden. In 1087 werden ze gekaapt. Hoogtepunt van het feest is - jawel - de intocht per boot. Ik heb twee uur aan de kade gestaan voor de botten van de Sint. Het was fantastisch. Maar zonder lachende Piet die mij toeriep, en zonder suikergoed. Sindsdien heb ik dit jaar trek in pepernoten.

Festa di San Nicola. © RS
 Eerder verschenen als '60 seconden in HD van 15/10/2013

zondag 28 april 2013

Hikken in een theedoek

In de categorie kleine ongemakken is de hik een van de vervelendste. Dat komt omdat het ongemak meerledig is. Het hikken 'an sich' is stomvervelend, maar daar blijft het niet bij. Je veronderstelt al gauw dat anderen stevig aan je verstand twijfelen als je ongecontroleerd ademstootjes zit te schokken. Of dat ze denken dat je stomdronken bent.
Een vriendin van mij kreeg de hik toen we aan de bar van een café zaten. Nee, ze was niet dronken. Maar leg dat hikkend op je kruk met een vaas pils voor je neus maar eens uit. Ze wilde er dan ook snel vanaf. Maar hoe?
Iedereen kent alle remedies die er tegen de hik bestaan: schrikken, je adem inhouden, rustig en diep ademhalen, op je kop een glas water drinken... Helpen ze ook? Bij mij nooit.
Dus toen een bargenoot vol overtuiging riep dat hij kon garanderen haar van de hik af te kunnen helpen, was ik niet overtuigd. ,,Duizend euro! Durf ik er op te zetten’’, zei hij.
Hij bestelde een glas water en vroeg om een schone theedoek. De theedoek werd over het glas gelegd. ,,Hier, drink dit op. Door de theedoek heen, met je neus in het glas.’’ Ik had even spijt dat ik de weddenschap niet was aangegaan.
Maar nog geen vijftien seconden en paar slokken water later was duidelijk dat mijn vriendin haar hik echt kwijt was. ,,De hik zit tussen je oren’’, legde de bargenoot uit. Of ik die uitleg snap, weet ik nog steeds niet.

(Eerder verschenen als '60 Seconden' in Haarlems Dagblad van 27 april) 


woensdag 17 april 2013

Begijnen

Met het overlijden op 92-jarige leeftijd van de Belgische begijn Marcella Pattyn is een volledige religieuze traditie uitgestorven. Sinds de elfde eeuw wijdden begijnen gezamenlijk hun leven aan het christelijke geloof. Niet in een klooster, maar in een hof.
In Haarlem hebben we, zoals u weet, ook een begijnenhof en dat maakt het nieuws voor mij iets bijzonderder. Temeer daar ik me de afgelopen weken een paar keer nogal letterlijk met de vergankelijkheid van deze religieuze vrouwen heb bezig gehouden. Ik heb bij Bureau Archeologie in de Bakenesserkerk meegeholpen de vorig jaar onder het Donkere Begijnhof opgegraven skeletresten bij elkaar te passen.
Dat werk kon niet aardser zijn: zo heb ik met plakband van de Gamma twee schedels van de dames in hun min of meer oorspronkelijke staat teruggebracht.
Het heeft even geduurd voor ik wist wat begijnen waren. Ik weet niet meer wanneer en hoe ik erachter kwam, maar ik was de pubertijd wel al voorbij denk ik. Omdat het Haarlemse begijnenbuurtje al langer dan mijn heugenis terrein is van het oudste beroep ter wereld, wist ik als kind niet beter dan dat begijn een ander, nóg mysterieuzer woord was voor: prostituee, hoer, lichtekooi.
Denkend aan mevrouw Pattyn vind ik dat een van mijn meest beschamende én hilarische misvattingen.

(Eerder verschenen als '60 seconden'  in Haarlems Dagblad van 17 april)

copyright RS

dinsdag 16 april 2013

Pinnen

Ik weet niet hoe het u vergaat, maar ik ben helemaal om. Ik betaal zelden nog met papiergeld en muntjes, en ik heb dat ook nog zelden op zak. Ik pin. Ik pin me een slag in de rondte. In supermarkt, café, en broodjeszaak om de hoek. Tot en met de kleinste bedragen. Ik pin, en vind dat heerlijk.
Toegegeven, het heeft ook nadelen. Voor de frisdrankautomaat op het werk moet ik regelmatig bietsen. Dat ding heeft geen betaalgleuf. 
Hoe groot is daarentegen het genot dat ik van dat mallotige Nederlandse afronden aan de kassa af ben. Het is geen principieel bezwaar dat ik daar tegen heb hoor, ik miste gewoon de cent. Met mijn pinpas heb ik de cent weer terug. Al is die dan van plastic.
Mijn twee vaste supermarkten hebben tegenwoordig een pinkassa, wat ik toejuich. Een daarvan heeft ’m sinds een week of twee, en daar heeft de caissière noodgedwongen tijdelijk een nieuw zinnetje aan haar vaste repertoire toegevoegd. Naast ’Goedemiddag’, ’Wilt u de bon’ en ’Fijne dag nog’, klinkt er: ’Meneer/mevrouw, u weet dat u hier alleen kunt pinnen?’ Ik knik daarop met een glimlach.
Maar dan blijkt dat nog niet álles wil vlotten. Bij het afrekenen van boodschappen ter waarde van 7,32 euro, klinkt nog altijd: ,,Dat is dan 7 euro 30.’’ Fout! Ik pin! En met liefde betaal ik die twee extra centen. Al zijn ze van plastic.

(Eerder verschenen als '60 seconden' in Haarlems Dagblad van 16 april)


woensdag 27 maart 2013

Dit land

Ter afsluiting van zomaar een mooie avond dit liedje. Met uiteraard uitleg.
 Ik kwam ´s avonds heel laat op 10 september 2001 in New York. De volgende ochtend wandelde ik met collega John Oomkes een ramp in. Na een bizarre en verwarrende dag, waarin we onverwacht vanuit telefooncellen een eerste vakantiedag hadden ingeruild voor een dag van naar eer en geweten als journalisten verslag doen van wat me maar wisten, kwamen we die avond laat uit op Washington Square, vanwaar je de schijnwerpers vanuit helikopters op wat inmiddels Ground Zero heette zag schijnen. Op het plein werd gezongen, door jonge mensen zittend op het plein, omdat er niets anders gedaan kon worden dan elkaar zittend zingend te vinden, omdat niemand nou eenmaal precies wist wat er daar even verderop onder die schijnwerpers gaande was.
Het enige wat zeker was, was dat het onbeschrijfelijk en onomkeer mis was. Vreselijk mis. Het was mij eerste echte avond in NYC en bizarder kon het nooit meer worden. Ik stond aan het randje van wereldgeschiedenis.
 Dat ik voor altijd van New York zal houden heeft veel te maken met die avond op Washington Square. Het plein zong het alternatieve Amerikaanse volkslied, Woody Guthrie's "This land is your land". Een lied over verbroedering en saamhorigheid - tegen klippen op. Die samenhorigheid was er ook, ook in de dagen die volgden.
 Ik ben daarna jaarlijks terug geweest naar de stad die ik in mijn hart had gesloten, en ik zeg eerlijk dat die samenhorigheid gauw is verdwenen. Het lied bleef.
 Een paar jaar later hoorde ik hem in vertaling van Jan Rot. Die versie kan niet zo dwars door mijn ziel snijden als toen dat lied gezongen in toevallige samenkomst op dat plein in de rafelranden van een verse wereldramp. 
Maar hij snijdt wel. Omdat Rot in vergelijkbaar oprechte eerlijkheid de samenhorigheid zoekt in een landje wat om tamelijk onbegrijpelijke redenen zo heel erg in verwarring is geraakt. Daarom dus.

zaterdag 2 maart 2013

Wim

En dan denk ik aan Wim. Die ik niet echt ken, maar wel heb meegemaakt, en die ik een mooi mens vind. En die dood gaat, heel binnenkort. En die ik van de week bezocht, half interviewend half gewoon kletsend over 'joh, wat gebeurt er in hemelsnaam met je?' - bij een kopje thee met koekjes, onszelf verbazend dat hij sinds een dag opeens niet meer kon lopen.
Er staat maandag een verhaal over in de krant, en als het goed gaat wat we hopen, maakt mijn collega Annemieke daar de aanvulling bij over Wims allerlaatste wens: morgen afscheid nemen van 39 jaar basisschoolleerlingen. Ik weet dat ik 90 procent van alle mooie droogkloterige herinneringen en alle, met pretogen uitgesproken anekdotes niet heb kunnen opschrijven, omdat dat de wetten van de journalistiek zijn.
Iemands zei dat het een mooi verhaal was. En de rest deel ik wel met mensen die hem beter kende dan ik. Ik koester wat hij met me deelde, bij die kopjes thee met koekjes. En ik bid dat hij morgen zijn laatste ding kan doen. En zo denk ik dus aan Wim. Dank je wel, Wim.

vrijdag 15 februari 2013

Puzzel

Komende woensdag houdt de Archeologische Dienst open dag in de Bakenesserkerk. Bezoekers kunnen meekijken met het onderzoek naar de opgravingen die een jaar geleden werden gedaan aan het Wilsonsplein. Ik zeg: 'Ga kijken!' En ik kan dat weten.
Haarlem is gezegend met een stadsarcheologe met een meer dan aanstekelijk enthousiasme: Anja van Zalinge. En haar medewerkers doen nauwelijks voor haar onder.
Afgelopen maandag liep ik een dagje als vrijwilliger met ze mee. ,,We gaan puzzelen en plakken!'', had Van Zalinge stralend beloofd. Ik had geen idee wat ik me daarbij voor moest stellen. Maandag werd het duidelijk. Op lange tafels lag een klein deel van de opgravingen van het Wilsonsplein - keurig gesorteerd op wat precies waar was gevonden. Scherven dus, duizenden aardewerken scherven.
Ik heb gepuzzeld en geplakt. Gepuzzeld aan tientallen puzzels, waarvan de verschillende puzzelstukjes allemaal door elkaar liggen en niemand weet in hoeverre ze compleet zijn. Ondertussen is er het besef dat de puzzel zelf uiteindelijk slechts weer een puzzelstukje is in het historische plaatje dat moet worden gelegd.
Ik heb gepuzzeld aan kannen, kruiken, borden en pispotten die tevoorschijn kwamen uit een tussen 1575 en 1600 gedempte gracht onder het plein. Aan het eind van de dag had ik één pot vrijwel compleet. Ik had mijn eigen, zelf herbouwde pot uit omstreeks 1600 in mijn handen. Het gevoel dat me toen bekroop, dat ik een stukje Haarlemse geschiedenis - hoe nietig ook - had gereconstrueerd, was in één woord: groots.





(Ook verschenen in de rubriek '60 Seconden'  in Haarlems Dagblad van 15 februari )

vrijdag 25 januari 2013

Nogal diep

Ik ga niet overdrijven,
er zat nauwelijks een seconde
tussen het gooien van de roos
en t moment dat die bloem de deksel
van je nieuwe onderkomen trof.
Het was geen film,
en er was ook geen slow motion.
Toch was me de diepte,
en vooral die afstand tussen mij
en jou in die kist daar ver beneden
tusen sneeuw en winterkou
onmetelijk groot,
peilloos
Pijnlijk peilloos.
Voor iemand die zo lichtvoetig was,
vond ik het nogal diep.
Het is een prachtig plekje trouwens,
waar je ligt.
Maar verdomme jongen,
vanuit daar zie je dat toch niet?

maandag 21 januari 2013

Niet weg

Jij ging niet weg.
Als jij wegging, kwam je minimaal nog drie keer terug.
Voor handschoenen, een telefoonnummer, een laatste ding om te regelen.
Je ging gewoon niet weg.
Je was daar de persoon niet voor.
Heb je soms: een moeilijke weggaander.
Tot mijn en veler vermaak.
Dus toen ik in de kerstweek, toen ik vrij was, hoorde
 dat collega's afscheid van je hadden genomen,
op je ziekbed
was ik verbaasd. Verdrietig en verbaasd.
Weg? Jij? Zonder terug te komen? Pfffft!
Ik heb je niet meer gezien, mooie man
Maar natuurlijk kwam je terug
Je plakte er nog wat leven aan.
Je ging niet weg, nog niet
En ik heb geglimlacht.
Ik heb gelachen.
Zie je wel...

Zaterdag kreeg ik verdomme dat telefoontje,
Van iemand die zei dat je nu echt weg bent.
Zonder terugkomen.
Dood enzo
Alsof ik snap wat dat betekent.
Jij echt weg?
Ik moet geloven dat t zo is.
Maar nee.
Ik laat je in mijn hart nog vele malen terugkomen.
Jij bent niet weg.
Jij gaat niet weg.
Daar ben je de persoon niet voor.

maandag 14 januari 2013

Jaagpad

Het is een curieus verhaal. De wethouder - van GroenLinks nog wel - staat toe dat zijn ambtenaren illegaal een betonnen parkeerstrook aanleggen op een landelijk gelegen en historisch jaagpad. Met als argument: anders parkeren mensen daar toch wel.
Ik trek die lijn even door en vraag me af: waar gaan we heen als de overheid kennelijk vindt dat ze wetten aan haar laars mag lappen, als ze het particuliere wetsovertreders daarmee wat makkelijker kan maken?
Terug naar het Jaagpad. Hoewel er even verderop een ruime parkeerplaats voor ze ligt, wil een aantal woonbootbewoners per se in de groene strook langs het pad parkeren. Dat is immers een paar meter minder ver lopen. Maar dat mag dus niet, dat parkeren daar. Willen de direct omwonenden ook niet.
Toegegeven, de gemeente heeft geprobeerd dat verbod te handhaven. Door in het groen boomstammetjes neer te leggen. Lekker landelijk. Geheel in stijl van de lichte wetteloosheid die er in dit gebied toch al geldt (met illegaal gebouwde schuurtjes en huizen, en ingepikte stukken gemeentegrond) verdwenen die boomstammen echter binnen de kortste keren doodleuk ergens in een open haard. Op zich komisch.
Maar om de foutparkeerders dan maar te belonen met een illegaal aangelegde betonnen parkeerstrook, is te bizar. Niet te handhaven? Een eenvoudig, beweegbaar paaltje aan het begin van de pad zou het probleem hebben opgelost. Legaal.


(Ingekorte versie vandaag ook verschenen in rubriek '60 Seconden in Haarlems Dagblad.)

Jaagpad. Foto Richard Stekelenburg ©
Zie ook berichtgeving site HD: HIER