dinsdag 30 november 2010
zondag 21 november 2010
zondag 7 november 2010
maandag 1 november 2010
Hulde aan de zelfironie
Een beeld voor Mulisch in Haarlem? De vraag lijkt me wat aan de vroege kant, nu het lichaam van de schrijver nog ligt opgebaard. Maar kennelijk is haast geboden. Je kunt maar de eerste zijn die het initiatief ervoor nam. Veel meer kansen om alsnog iets van de glans van de beroemde dode op je laten afstralen, zijn er straks niet meer.
Burgemeester Schneiders is er desondanks niet zo voor, liet hij al weten. Mulisch zou niet zo’n grote rol hebben gespeeld in het literaire leven van de stad. Los van het feit dat dat te betwisten valt, is het een rare reden. Was Mulisch soms voor Jan Doedel ereburger hier?
Van mij mag-ie er komen, dat beeld. Mulisch hoort bij de vele mythes die Haarlem kent. Dat hij zich zo vaak laatdunkend over zijn geboortegrond heeft uitgelaten doet daar niets aan af. Dat versterkt de mythe eerder.
Ik pleit voor een levensgroot standbeeld van Mulisch in theekoepeltje Eindenhout. Vorig jaar nog, bij de onthulling van het gerestaureerde koepeltje, poseerde de schrijver er precies zoals hij dat ook in 1963 had gedaan: met de armen zwaaiend alsof hij zojuist de horlepiep wil gaan dansen. Griekse god en Paljas tegelijk. Spottend met zichzelf en zijn omgeving.
Giet die houding maar in brons. Als ultieme hulde aan de door Mulisch beleden zelfironie.
En nu we 't toch over beelden hebben: kunnen we die door burgemeester Pop destijds ogenschijnlijk uit de Wehkamp bestelde rommel ter ere van Lennaert Nijgh nu eens vervangen door iets fatsoenlijks?
(foto van site Haarlems Dagblad, zie HIER)
Abonneren op:
Posts (Atom)