maandag 30 maart 2015

De vreemdeling onder ons



Ik had deze tekst het liefst integraal laten afdrukken in mijn krant. Maar hij is - praktisch dus - te lang daarvoor. Ik deel hem op deze manier. Het is een van de meest zinnige teksten die ik afgelopen maanden heb gehoord. Ik zou wensen dat politici op deze manier vertelde wat hen maatschappelijk raakt en waarom ze doen wat ze doen. Dominee Ranfar Kouwijzer heb ik nogal hoog zitten. Dit het géén politiek tekst is, legt hij ook uit..

En schrik niet... Dit is dus een preek... 


 Ranfar Kouwijzer:
In het diaconale werk van Stem in de Stad zijn vluchtelingen een belangrijke doelgroep. In het Nieuwe Wereldhuis geven we taalles aan tientallen mensen. We helpen mensen in hun asielprocedure. We hebben een paar kamers voor mensen die uitgeprocedeerd zijn. In de Wereldkeuken koken vluchtelingen gerechten uit hun vaderland – ze zijn trots op wat ze maken, bouwen een netwerk op. Het is een begin van erbij horen. We waken bij de gevangenis voor vreemdelingen op Schiphol en spreken ons uit als één van onze mensen opgepakt wordt en in detentie verdwijnt.

Zorg voor vreemdelingen is een klassieke diaconale taak. Het gaat terug op het Oude Testament waar profeet na profeet oproept om te zorgen voor de weduwe, de wees en – daar heb je hem – de vreemdeling. Jezus noemt de vreemdeling in zijn klassieke opsomming van werken van barmhartigheid: “ik was een vreemdeling en jullie hebben mij geherbergd.” Dat is geen vrijblijvendheid: voorzover jullie dat aan één van mijn geringste broeders of zusters hebben gedaan, hebben jullie dat voor mij gedaan. En vice versa: voor zover jullie iemand in de kou hebben laten staan, hebben jullie mij in de kou laten staan.
Het is niet alleen een Schrifttraditie, maar is ook daadwerkelijk eeuwenlang gebeurd – in het bijzonder de laatste vijftig jaar. Kerkasiel, vluchtelingenspreekuren, maatjesprojecten, de Vluchtkerk, de klacht over bed, bad, brood bij de Raad van Europa: allemaal het werk van kerkelijke gemeentes en diaconieën. Stem in de Stad staat in een brede traditie met het werk voor vluchtelingen. 

Het is werk waar we veel waardering voor ontvangen, maar er is ook controverse. Niet iedereen is blij met wat we doen. Ik herinner me toenmalig minister Donner die bits uitviel en
vond dat kerken op moesten houden met – zoals hij stelde – “illegaal opvangen van uitgeprocedeerde asielzoekers” en “hulp bieden aan onwettige opvangpraktijken”. Kerken moesten het overheidsbeleid volgen en zich beperken tot het begeleiden van vluchtelingen bij hun terugkeer. Het is natuurlijk spannend dat wij met ons vluchtelingenwerk midden in een maatschappelijke politieke discussie zitten. Als ik daklozen te eten geef, is er niemand – van links tot rechts – die het daar niet mee eens is. Maar vreemdelingen zijn nu eenmaal object van politiek debat. We verschillen in onze standpunten en visie. Van ‘alle grenzen dicht!’ tot ‘no borders!’. Ik kan er voetstoots van uitgaan dat ook deze gemeente vanochtend is opgebouwd uit mensen met verschillende politieke inzichten. We hebben geleerd om dat maar buiten beschouwing te laten. De kerk voor is voor het gesprek over het geloof, het televisie-programma voor het gesprek over politiek.

Je zou ook kunnen zeggen dat die verschillen ons juist nopen tot verdere doordenking en gesprek. Waarom komen kerken en diaconieën op voor vluchtelingen? Zijn daar grenzen aan? Hoe verhoudt de bijbelse opdracht zich tot onze actualiteit? Is de samenleving niet oneindig complexer geworden? Kunnen we oudtestamentische aanbevelingen zomaar als norm voor ons hedendaagse handelen nemen? Over die vragen wil ik eens met jullie nadenken.

---

Wat mij opviel toen ik wat Bijbelstudie deed is dat het Hebreeuws twee woorden kent voor vreemdeling. Het standaardwoord voor vreemdeling is ger. Het gaat om iemand die zijn land moest verlaten vanwege honger, oorlog of vervolging. Politieke of economische motieven zijn in de Bijbel om het even: je bent je leven niet zeker. Een ger is dus een kwetsbaar mens. Hij of zij heeft verder niemand. De Bijbel heeft uitgesproken opvattingen over hoe er met zulke vreemdelingen omgesprongen moet worden. Ze verdienen sociale ondersteuning én wettelijke bescherming. Er is nog een ander woord dat ook vreemdeling betekent: nekar. Dat is een vreemdeling met geld en invloed. Denk aan de marskramers of buitenlandse gezanten. Even vrij vertaald: de expats en buitenlandse investeerders. Heel opmerkelijk: jegens die categorie vreemdelingen is de Bijbel uiterst kritisch. Die moeten worden buitengehouden en daarmee mag je je niet inlaten. Dat is dus precies omgekeerd ten opzichte van ons huidige politieke beleid. Bij ons moet je tegengewerkt worden en buitengehouden als je kwetsbaar bent en weinig hebt, en juist welkom geheten en binnengehaald als je rijk bent en veel macht hebt.
Maar er zijn dus twee woorden voor vreemdeling. Wie thuis is in de Bijbel weet dat er teksten te vinden zijn die positief zijn over vreemdelingen en teksten die negatief zijn over vreemdelingen. Daar zit dus dit achter: positieve teksten, dat gaat altijd over de ger – en negatieve teksten gaan over de nekar.

Ik wil met jullie verder over de ger. Dat is het soort vreemdeling waar wij ons in het diaconale werk ook op richten. Zorg voor die vreemdelingen is in de Bijbel niet zomaar liefdadigheid: het is een must. Als motivatie wordt steeds een constitutief element uit de eigen geschiedenis van Israël gegeven: “behandel vreemdelingen die bij jullie wonen als geboren Israëlieten. Heb hen lief als jezelf, want jullie zijn zelf vreemdelingen geweest in Egypte”. Het vreemdeling zijn in Egypte met zijn slavernij en later het banneling zijn in Babel is een grondmotief in de Bijbel. Er is een fundamenteel besef van ontworteld zijn dat weerspiegelt wordt in een verhaal als dat van Abram: hij laat alles wat vastligt in zijn leven achter zich. “Mijn vader was een zwervende Arameeër”. Zo’n leven is een bestaan dat van plaats naar plaats voert. Het is een waagstuk, zonder anker en zonder vaste grond. Abram is nog niet in zijn land van bestemming of hij moet verder vluchten: er breekt hongersnood uit en hij wordt economisch vluchteling. Ook over Mozes wordt verteld dat hij moest vluchten: de woestijn van Midian in. Zijn zoon noemt hij Ger-som (vreemdeling). Want zegt hij: ik ben een vreemdeling geworden, ik woon in een land dat ik niet ken. Jezus werd door Jozef en Maria meegenomen op hun vlucht naar Egypte, ten tijde van Herodes. Alle grote Bijbelse helden waren vluchtelingen. “U moet het recht van vreemdeling eerbiedigen. Bedenk dat u zelf slaaf geweest bent in Egypte tot de Heer uw God u heeft bevrijd. Daarom gebied ik u zo te handelen”.

Wie van u is geboren en getogen in Kennemerland? Haarlem of omgeving? Mag ik vingers zien. Wie komt van elders en is hier later naar toegekomen? Wie kent de ervaring van ergens vreemd te zijn en aangewezen te zijn op de welwillendheid van anderen? Heb je je ooit aangemeld bij een kerkelijke gemeente waar je niemand kende? Trouwde je in een schoonfamilie die net iets hoger stond op de sociale ladder dan de jouwe? Kwam je halverwege een schooljaar in een vreemde klas? Ging je studeren in de grote stad of in het buitenland? Moest je op vakantie in een ver land opeens naar een ziekenhuis? Allemaal situaties waarin je niet precies weet hoe het hoort. Waarin alles wat jij geleerd hebt en belangrijk vindt, gerelativeerd wordt. Hier gaat het anders en ik moet me maar aanpassen.
Spannend: doe ik het goed? Irritant: wat doen ze hier rare dingen. Eenzaam: hoor ik er wel bij? Denk eens terug aan zo’n situatie uit je eigen leven. Haal je die periode uit jouw leven eens voor de geest. Hoe voelde jij je – toen jij vreemdeling was? Heb je er goede ervaringen mee opgedaan? Hebben mensen je geholpen? Of waren het negatieve ervaringen? Hebben ze je gekleineerd? Van je geprofiteerd?

Ik heb jullie gevraagd naar ervaringen uit jullie eigen leven. Omdat ik veronderstel dat de identificatie met slavernij in Egypte geen levende werkelijkheid is. Hoezo zijn wij vreemdeling geweest? Ikke niet hoor. Ik ben altijd Nederlander geweest. Sommige mensen zeggen het me heel eerlijk, als het gaat over het werk bij Stem in de Stad. “Sorry, asielzoekers, daar heb ik helemaal niets mee. Ik kan me er helemaal niets bij voorstellen. Het staat gewoon ontzettend ver van mijn bed”. Klopt. De kans dat je als geboren Nederlander zonder papieren komt te zitten of moet vluchten is nihil. En als er al wat misgaat, ja dan gaan we wel naar Canada ofzo of naar Nieuw-Zeeland. Ja, dat zien we dan wel weer. We hebben er geen collectieve verbinding mee, met dat thema vluchteling.

Wie van u heeft de oorlog meegemaakt? Heeft u de Duitsers er zelf uitgegooid? Ik heb er moeite mee als er gedaan wordt alsof dit land ‘vanzelfsprekend van ons is’. Als er geen anderen waren geweest die ons hadden geholpen was dit land helemaal niet van ons. Iedereen heeft van tijd tot tijd bescherming nodig. De autonome, superieure mens – die van nature verblijfsrecht heeft – bestaat niet.

In de Oudtestamentische teksten over het jubeljaar zegt God: “Land mag nooit verkocht worden, alleen verpacht. Want het land behoort mij toe en jullie zijn slechts vreemdelingen die bij mij te gast zijn.” Dat gaat nog verder dan een herinnering: ooit was jezelf een vreemdeling. Je bent het nu! Het land is niet van jou, zoals je leven niet van jou is. Je hebt het allemaal gekregen van boven. Je hebt het niet in handen. Als je dat gelooft – dat het land niet van jou is, maar van God, dat je je leven niet zelf gemaakt hebt, maar gekregen – dat je een gelukszoeker bent, die niet leeft vanuit zijn rechten, vanuit zijn zelfrechtvaardiging, maar uit genade, dan kom je anders in het leven te staan. Here God wij zijn vervreemden, door te luisteren naar uw stem. Voor mij betekent dat dat het verschil tussen wel of geen status in Bijbelse zin radicaal is opgeheven. Superioriteit is ondenkbaar. Je kan de ander dus ook niet veroordelen tot een slachtofferschap waar jezelf dan boven staat. Je staat naast elkaar. Optrekken met vreemdelingen is voor mij een Bijbelse levenswijze. Niet omdat we klakkeloos Oudtestamentische voorschriften toepassen. Die laten we op tal van andere moderne levensvlakken ook niet doorslaggevend zijn. Ja, ik zoek geluk. Voor mezelf en voor anderen. Ik bezit niets en ik heb niets. Het is allemaal te leen. Wat zou ik een ander dan vastzetten in zijn schuld? Gevangen houden omdat hij geen papieren heeft? Bij de keel grijpen omdat er nog een klein bedrag uitstaat? Mij is zelf voor een vermogen kwijtgescholden.

Er is een oud lied van Johannes de Heer: Is uw paspoort getekend, o mens. Het speelt met de gedachte van een identiteitscontrole bij de hemelpoort. “Slechts het kruis in uw paspoort geeft toegang, Jezus ging voor, Hij wacht aan de grens. Is uw paspoort getekend, o mens?” Verontrustend beeld: wie hier zijn papieren goed op orde heeft, zou daarboven wel eens een probleem kunnen hebben. Staat er een kruis in je paspoort? Leuke vraag voor de veertigdagentijd: hoe kom je aan zo’n kruis? Laten we de preek niet te pessimistisch eindigen. Ik kan me niet voorstellen dat de engelen van de hemelse IND al te onmenselijk zijn. Dat ze werken met uitzetquota, met isoleercellen of met dwangmiddelen conform geldende geweldsinstructies. En weet u waarom niet? Omdat ze daarboven een baas hebben die zelf vreemdeling is geweest en afhankelijk van mensen die hem opvingen. Nee, van de geldigheid van onze hemelse papieren moeten we het niet hebben. Wel van de Heer, die ons aanziet met ontferming bewogen.

Is deze preek te politiek geworden? Ik hoop van niet. Ik wil niet miskennen dat er allerlei praktische vragen liggen. Dat het nooit makkelijk is – en dat er anderen zijn die dat als vak hebben. Maar ik verzet me tegen het beeld dat wij een taart zouden hebben en dat de vraag die nu actueel is, de vraag is hoeveel we van die taart zouden willen weggeven. De helft? Een punt? Een kruimel? Helemaal niks? Ik kan niet uit de voeten met dat beeld: wij hebben een land, en dan gaan we nu eens discussiëren hoeveel we van dat land willen delen. We hebben geen land. Zoals we onszelf niet hebben.

Straks bidden we het Onze Vader, met die bede: Vergeef ons onze schulden, zoals wij vergeven onze schuldenaren. Onze schulden zijn ons vergeven. We leven allemaal van een generaal pardon. Een ander bij de keel grijpen en vastzetten, ik zou het niet kunnen.

Amen.

zondag 8 maart 2015

Op een mooie lentedag

Bolwerken.  Copyrights RS

Kenaupark .Copyrights RS

Vlooienveld. Copyrights RS

Vlooienveld. Copyrights RS

Bolwerken. Copyrights RS

Bolwerken. Copyrights RS

Vijverlaan. Copyrights RS

donderdag 5 maart 2015

Rust zacht, Carel Visser

Beeldend kunstenaar Carel Visser is dood, en ik schrok toen ik dat gisterochtend hoorde. Niet omdat ik een groot bewonderaar van hem ben, trouwens. Hij heeft prachtig werk gemaakt, daar niet van, maar zijn ongetwijfeld veruit lelijkste kunstwerk staat pal voor mijn slaapkamerraam. Het is de metershoge zwart-wit gevlekte betonnen paal met rode hanenkam die Visser in 1989 in opdracht maakte ter ere van 150 jaar Nederlandse Spoorwegen. Die paal staat nu al ruim 25 jaar buitensporig wanstaltig te wezen op de hoek van de Amsterdamsevaart en de Gedempte Oostersingel Gracht.
Ik heb het me vaak afgevraagd: Zou Visser nou gewoon zijn dag niet hebben gehad? Is dit zijn antwoord op te vaak een trein gemist? Of werd de creativiteit van de kunstenaar hier wellicht vermorzeld in het keurslijf die de opdrachtgevers hem hadden aangetrokken?
Misschien lag het wel aan mij. Jaren geleden vroeg ik het aan een collega-kunstredacteur: 'Wat is dit, hoe moet ik hier naar kijken?' Hij kwam niet verder dan: 'Die Visser is een groot kunstenaar hoor...'
Het oordeel van zijn opvolger, jaren later, in een rubriek over buitenkunst die we samen maakten, was uitgesprokener. Zij stelde: 'Visser was hier het spoor bijster'. Daar kon ik vrede mee hebben. Rust zacht, meneer Visser.
 Eerder geplaatst als 60 seconden in HD van 3 maart.
foto RS