donderdag 10 december 2015

Laatste Kenau

foto RS
Zachtjes wordt hier en daar gehuild om het naderende verscheiden van de Haarlemse Kenau-emancipatieprijs. Dat die prijs mogelijk omgebouwd wordt tot 'Nelson Award' kan in die kringen al helemaal geen goedkeuring vinden. Met reden: Nelson is een koloniale naam die Mandela tot zijn eigen verbazing kreeg van zijn eerste schooljuf. Zijn eigen naam is 'gewoon' Madiba. Dat was ook de naam die iedereen op zijn begrafenis bezigde. Dus om nu die koloniale naam aan een emancipatieprijs te koppelen...
Met een Participatieprijs, Vrijwilligersprijs én een Haarlemse Helden Prijs heeft Haarlem inmiddels misschien helemaal geen Kenauprijs of Nelson-prijs meer nodig. Temeer daar de stad tegenwoordig ruimhartiger dan voorheen strooit met zijn Penningen van Verdienste. En nu de beeldjes die bij de Kenauprijs hoorden toch op zijn, is het op zich een logisch moment om er punt achter te zetten.
Dat neemt niet weg dat je zo'n prijs, die na een aanvankelijk moeizaam begin, allengs toch een warm plekje in de stad heeft veroverd een waardiger einde had gegund. Ik zou daarom willen pleiten voor toch nog een laatste editie, een knallend einde. De winnaar krijgt dan Graziella Curreli's beeld van Kenau én Ripperda van het Stationsplein mee naar huis. Iedereen blij. Toch?

Eerder geplaatst als 60 seconden in HD van 8 december. 

zaterdag 14 november 2015

Stukje

Ze was al vier keer doorverbonden voor ze mij aan de telefoon kreeg, een oudere vrouw uit Zandvoort. Ze wilde een stuk in de krant, vertelde ze met bekraste stem. Over 'de euthanasie!' Ze had van haar dokter begrepen dat ze toch wel erg zwaar ziek moest zijn om 'de euthanasie' te 'kunnen doen', terwijl ze toch baas over 'eigen lijf' was.
Of er een journalist langs kon komen om dat op te schrijven?
Ik voelde me enigszins overvallen. Wilt u dood dan?, vroeg ik omdat ik even niets anders te vragen wist. Kennelijk ging het daar allemaal niet om. Ze had al eens eerder met een stukje in de krant gestaan, vertelde ze, en dat was haar wel bevallen.
,,U kunt mij dus interviewen. En dan wil ik ook iets zeggen over die buitenlanders. Die maar kinderen verkrachten. Dat zijn geen vluchtelingen. We hebben eigen zwervers, en daar doen ze niks voor. Die vluchtelingen krijgen zo maar een hotel. Dus dat moet u dan ook opschrijven.''
Ik zei dat we niet zomaar mensen met meningen interviewden. Omdat we dat nu eenmaal niet deden. En ik zei dat ze natuurlijk wel een ingezonden brief naar de krant kon schrijven. ,,Kan dat?!'', vroeg ze. Haar stem had ineens iets opgeruimds gekregen. Toen noemde ze me een schat, en zei dat ze dát zou doen.

Eerder geplaatst als 60 seconden in HD van 12 november. 

vrijdag 30 oktober 2015

Haarlemmerliede Handelshoofdstad

Burgemeester Heiliegers gaat dus op pad om zijn gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude aan een fusiepartner te helpen. Dat wordt nog best een ingewikkelde operatie. Met bezoeken over en weer, bustochten, afwegen van de diverse belangen, en ondertussen oppassen dat de huwelijkskandidaten de kleine gemeente niet gezamenlijk aan stukken scheuren en onderling verdelen.
Zou dat nou niet veel makkelijker kunnen?, vroeg ik me af. Zou het nou niet wat zijn om Haarlemmerliede en Spaarnwoude op Marktplaats te zetten en gewoon het beste bod af te wachten?
Dat lijkt een gek idee, maar dan moet je even weten dat veilingwebsite Marktplaats.nl Haarlemmerliede en Spaarnwoude gisteren heeft uitgeroepen tot 'Handelshoofdstad 2015 van Noord-Holland'! De kleine gemeente blijkt relatief de meeste Marktplaatskooplieden te tellen: maar liefst 28 procent van de inwoners handelde afgelopen jaar via deze site. En dat doet geen andere gemeente in de provincie haar na. Haarlem staat 'pas' op plek drie.
Ervaring om iets aan de man te brengen via Marktplaats is er dus volop. Ik zou er gebruik van maken als ik burgemeester daar was. Leuk extra weetje: meest verhandelde voorwerpen zijn brommeronderdelen. Mooi om de vaart erin te houden!

Eerder geplaatst als 60 seconden in HD van 28 oktober. 

zondag 25 oktober 2015

Bezorgdheid

Het miezert smerig als ik 's avonds laat bij mijn moeder de deur uit stap op weg naar huis. ,,Wil je een handdoek om je zadel droog te maken?, vraagt ze bezorgd.'' ,,Nee hoor mam, het lukt wel zo'', zeg ik. ,,Doe je voorzichtig?'' ,,Ja, mam.''
Ik zwaai nog een keer, en zie mijn moeder staan. Sinds mijn vader iets meer dan een jaar geleden overleed, is ze eenzaam. Ze slaapt daardoor ook slecht.
Bezorgdheid overvalt mij ook als ik haar zo zie staan. Ik hoop dat ze vannacht een keertje beter slaapt. Dan fiets ik de straat uit.
Thuisgekomen zie ik op tv beelden van schreeuwende hooligans die hun onvrede over de komst van een asielzoekerscentrum in de meest grove bewoordingen uitbraken. Een mevrouw met een andere mening over de nieuwkomers wordt uitgejouwd. ,,Daar moet een piemel in'', wordt er gezongen. Gevluchte moslims zouden geen boodschap hebben aan onze fraaie normen, waarden en omgangsvormen, is vrij vertaald het bezwaar.
Een verslaggever hoor ik in zijn tv-commentaar zeggen dat de schreeuwende bezwaarmakers 'bezorgde burgers' zijn. Het is niet voor het eerst dat ik die aanduiding hoor.
Bezorgdheid dus, dat is het. Misschien heb ik dat woord eerder wel gewoon verkeerd gebruikt.

Eerder geplaatst als 60 seconden in HD van 23 oktober. 

donderdag 8 oktober 2015

Flarden

Eigenlijk was ik twee uurtjes de straat op gegaan om - uitgedaagd door de Facebooksite Themafotografie - straatfoto's te maken. Maar of het nou kwam door de al te grote drukte in de stad op deze fraaie najaarszaterdag of door iets anders, dat weet ik niet, maar de oogst bleef mager. Onbedoeld had ik meer geluk met het vangen van verbale momentjes: korte flarden van gesprekken die juist door het ontbreken van context pareltjes worden.
Zo hoorde ik een wat oudere dame tegen twee vriendinnen zeggen: ,,Ik doe het eigenlijk nooit. Maar vanmorgen heb ik een selfie gemaakt. Kijk. Van mezelf.'' Een andere vrouwenstem even later achter me: ,,Ja, dan laat de volgende vraag zich raden!''
Mannenstem: ,,Of je het doorslikt?''
Vrouwenstem: ,,Nee!!''
En bij de pisbak van het herentoilet van een café: ,,Hij lijkt steeds kleiner te worden.''
In de Grote of St. Bavokerk, die was volgestroomd vanwege de gratis toegankelijke Bavodag die er was georganiseerd, zag ik een klein jongetje nog net gebiologeerd naar de enorme grafzerken onder zijn voeten kijken, alvorens hij zich omdraaide en vastgreep aan vaders been: ,,Pappa, waarom gaan sommige mensen eigenlijk dood..?''
Ik vond vooral dat 'sommige' ontroerend. Het echode nog een tijdje na in mijn hoofd.

Eerder geplaatst als 60 seconden in HD van 5 oktober. 

donderdag 27 augustus 2015

Max op Zandvoort

Voor zijn twintigste rijdt Max Verstappen in een kampioensauto, zo voorspellen de kenners. Zag hem afgelopen weekend in Spa gaan, vanaf zijn 'strafpositie' achttien: inhalend, inhalend, en nog eens inhalend. Tot een fraaie achtste finishplaats aan toe, goed voor opnieuw vier punten.
Spa mocht een beetje gelden als thuiswedstrijd voor Max, zo heette het. Een thuiswedstrijd in Spa, tja...
Het gaat kriebelen, toch? Het is vandaag op de kop af dertig jaar geleden dat op Zandvoort de allerlaatste Formule 1-wedstrijd werd verreden. Met de welhaast kleinst mogelijke voorsprong van 0.232 seconde won Niki Lauda voor leider in WK-klassement Alain Prost. Hoe nipt dat verschil in meters is, is destijds prachtig in zwart-wit vastgelegd door fotograaf voor deze krant, Poppe de Boer.
Het was de grote F1-baas Bernie Ecclestone die er persoonlijk voor zorgde dat 25-8-1985 voor het laatst in Zandvoort op het hoogste niveau was geracet. Hij moet een pesthekel aan onze badplaats hebben gehad. Het was tevens de laatste Grand Prix van Lauda, die na drie wereldtitels en 25 GP-overwinning (waarvan drie op Zandvoort) het circus vaarwel zwaaide.
Die kampioensauto voor Max komt er wel. Op Zandvoort in de voetsporen van Niki waarschijnlijk alleen in onze dromen.

Eerder geplaatst als 60 seconden in HD van 25 augustus. 

donderdag 30 juli 2015

Laffe aanval

Mijn stad ligt er gehavend bij. Imposante groene reuzen liggen ontzield langs de kant van de weg. Sommigen zijn al in stukken gezaagd door de mannen van Spaarnelanden, die dezer dagen als uitvaartbegeleiders-in-het-groen langs bermen en parken trekken. Tegen wil en dank, ongetwijfeld.
Het voelt niet goed, deze massale slachting. Dit zijn bomen die in al hun zwijgzaamheid decennia, zo niet eeuwen aan stadsgeschiedenis meedragen. Ze hadden het bovendien in zich om mij met nog eens decennia of eeuwen te overleven. Want zo hoort dat met bomen.
De aanval was even laf als brutaal. Zoals de Spanjaarden de Haarlemmers ooit laf voor de stadspoorten hangend uithongerden. En de Fransen brutaalweg de Grote Kerk inrichtten tot militair stallencomplex. Een beetje wind valt niet in juli aan, als de bomen hun zwaarste bladerkronen dragen. Een beetje wind wacht tot na oktober, als zij hun bladeren hebben laten vallen en hun kale takken vrij kunnen laten zwiepen in een verbeten maar eerlijke strijd. Wind met een greintje karakter geeft hooguit een nabrander eind februari of begin maart. Maar dan moet het over zijn.
Na de storm ben ik gaan kijken bij een mij altijd vrolijk makende treurwilg uit mijn jeugd in Schalkwijk. Hij stond er nog. Maar treurde in mijn beleving voor het eerst.


Eerder geplaatst als 60 seconden in HD van 28 juli. 
.

donderdag 30 april 2015

Vuurwerk

Maandagnacht, de nacht na Koningsdag, kwart over vijf. Ik zit vanuit diepe slaap ineens rechtop in mijn bed in Haarlem-Oost. Er wordt geschoten! Poetin is binnengevallen!
Langzaam maakt mijn in droom geboren sensatiezucht plaats voor ergernis: welke malloot staat er op dit tijdstip te knallen? Ik kijk vanuit mijn slaapkamerraam op de stadspoort, maar zie in het schijnsel van lantaarns alleen een eenzame, late Koningsdagvierder richting Harmenjansbuurt sjokken.
Aan de andere kant van mijn huis wordt de herkomst van de genadeloos droge klappen me alsnog duidelijk. Siervuurwerk sproeit de zwarte hemel in; de lichtklappen dringen door tot op de muren en plafond van mijn woonkamer. De Amsterdamsebuurt heeft een reputatie op gebied van vuurwerk, maar zelfs op 1 januari is het hier toch rustig om kwart over vijf 's ochtends. Na een dik kwartier is het eindelijk stil, en ga ik - 'Idioten!' moppelend - weer naar bed.
's Ochtends zie ik op Twitter en Facebook dat ik lang niet de enige was die rechtop in bed zat. Ik zie klaagzangen uit Noord, Centrum en zelfs uit de Leidsebuurt. Had ik dat geweten, dan had ik er alsnog een fles op opengetrokken. Met z'n allen wakker, heeft wel wat. Een telefoontje leert dat de politie ondertussen niets is opgevallen. Dat dan weer niet.

Eerder geplaatst als 60 seconden in HD van 29 april. 

maandag 30 maart 2015

De vreemdeling onder ons



Ik had deze tekst het liefst integraal laten afdrukken in mijn krant. Maar hij is - praktisch dus - te lang daarvoor. Ik deel hem op deze manier. Het is een van de meest zinnige teksten die ik afgelopen maanden heb gehoord. Ik zou wensen dat politici op deze manier vertelde wat hen maatschappelijk raakt en waarom ze doen wat ze doen. Dominee Ranfar Kouwijzer heb ik nogal hoog zitten. Dit het géén politiek tekst is, legt hij ook uit..

En schrik niet... Dit is dus een preek... 


 Ranfar Kouwijzer:
In het diaconale werk van Stem in de Stad zijn vluchtelingen een belangrijke doelgroep. In het Nieuwe Wereldhuis geven we taalles aan tientallen mensen. We helpen mensen in hun asielprocedure. We hebben een paar kamers voor mensen die uitgeprocedeerd zijn. In de Wereldkeuken koken vluchtelingen gerechten uit hun vaderland – ze zijn trots op wat ze maken, bouwen een netwerk op. Het is een begin van erbij horen. We waken bij de gevangenis voor vreemdelingen op Schiphol en spreken ons uit als één van onze mensen opgepakt wordt en in detentie verdwijnt.

Zorg voor vreemdelingen is een klassieke diaconale taak. Het gaat terug op het Oude Testament waar profeet na profeet oproept om te zorgen voor de weduwe, de wees en – daar heb je hem – de vreemdeling. Jezus noemt de vreemdeling in zijn klassieke opsomming van werken van barmhartigheid: “ik was een vreemdeling en jullie hebben mij geherbergd.” Dat is geen vrijblijvendheid: voorzover jullie dat aan één van mijn geringste broeders of zusters hebben gedaan, hebben jullie dat voor mij gedaan. En vice versa: voor zover jullie iemand in de kou hebben laten staan, hebben jullie mij in de kou laten staan.
Het is niet alleen een Schrifttraditie, maar is ook daadwerkelijk eeuwenlang gebeurd – in het bijzonder de laatste vijftig jaar. Kerkasiel, vluchtelingenspreekuren, maatjesprojecten, de Vluchtkerk, de klacht over bed, bad, brood bij de Raad van Europa: allemaal het werk van kerkelijke gemeentes en diaconieën. Stem in de Stad staat in een brede traditie met het werk voor vluchtelingen. 

Het is werk waar we veel waardering voor ontvangen, maar er is ook controverse. Niet iedereen is blij met wat we doen. Ik herinner me toenmalig minister Donner die bits uitviel en
vond dat kerken op moesten houden met – zoals hij stelde – “illegaal opvangen van uitgeprocedeerde asielzoekers” en “hulp bieden aan onwettige opvangpraktijken”. Kerken moesten het overheidsbeleid volgen en zich beperken tot het begeleiden van vluchtelingen bij hun terugkeer. Het is natuurlijk spannend dat wij met ons vluchtelingenwerk midden in een maatschappelijke politieke discussie zitten. Als ik daklozen te eten geef, is er niemand – van links tot rechts – die het daar niet mee eens is. Maar vreemdelingen zijn nu eenmaal object van politiek debat. We verschillen in onze standpunten en visie. Van ‘alle grenzen dicht!’ tot ‘no borders!’. Ik kan er voetstoots van uitgaan dat ook deze gemeente vanochtend is opgebouwd uit mensen met verschillende politieke inzichten. We hebben geleerd om dat maar buiten beschouwing te laten. De kerk voor is voor het gesprek over het geloof, het televisie-programma voor het gesprek over politiek.

Je zou ook kunnen zeggen dat die verschillen ons juist nopen tot verdere doordenking en gesprek. Waarom komen kerken en diaconieën op voor vluchtelingen? Zijn daar grenzen aan? Hoe verhoudt de bijbelse opdracht zich tot onze actualiteit? Is de samenleving niet oneindig complexer geworden? Kunnen we oudtestamentische aanbevelingen zomaar als norm voor ons hedendaagse handelen nemen? Over die vragen wil ik eens met jullie nadenken.

---

Wat mij opviel toen ik wat Bijbelstudie deed is dat het Hebreeuws twee woorden kent voor vreemdeling. Het standaardwoord voor vreemdeling is ger. Het gaat om iemand die zijn land moest verlaten vanwege honger, oorlog of vervolging. Politieke of economische motieven zijn in de Bijbel om het even: je bent je leven niet zeker. Een ger is dus een kwetsbaar mens. Hij of zij heeft verder niemand. De Bijbel heeft uitgesproken opvattingen over hoe er met zulke vreemdelingen omgesprongen moet worden. Ze verdienen sociale ondersteuning én wettelijke bescherming. Er is nog een ander woord dat ook vreemdeling betekent: nekar. Dat is een vreemdeling met geld en invloed. Denk aan de marskramers of buitenlandse gezanten. Even vrij vertaald: de expats en buitenlandse investeerders. Heel opmerkelijk: jegens die categorie vreemdelingen is de Bijbel uiterst kritisch. Die moeten worden buitengehouden en daarmee mag je je niet inlaten. Dat is dus precies omgekeerd ten opzichte van ons huidige politieke beleid. Bij ons moet je tegengewerkt worden en buitengehouden als je kwetsbaar bent en weinig hebt, en juist welkom geheten en binnengehaald als je rijk bent en veel macht hebt.
Maar er zijn dus twee woorden voor vreemdeling. Wie thuis is in de Bijbel weet dat er teksten te vinden zijn die positief zijn over vreemdelingen en teksten die negatief zijn over vreemdelingen. Daar zit dus dit achter: positieve teksten, dat gaat altijd over de ger – en negatieve teksten gaan over de nekar.

Ik wil met jullie verder over de ger. Dat is het soort vreemdeling waar wij ons in het diaconale werk ook op richten. Zorg voor die vreemdelingen is in de Bijbel niet zomaar liefdadigheid: het is een must. Als motivatie wordt steeds een constitutief element uit de eigen geschiedenis van Israël gegeven: “behandel vreemdelingen die bij jullie wonen als geboren Israëlieten. Heb hen lief als jezelf, want jullie zijn zelf vreemdelingen geweest in Egypte”. Het vreemdeling zijn in Egypte met zijn slavernij en later het banneling zijn in Babel is een grondmotief in de Bijbel. Er is een fundamenteel besef van ontworteld zijn dat weerspiegelt wordt in een verhaal als dat van Abram: hij laat alles wat vastligt in zijn leven achter zich. “Mijn vader was een zwervende Arameeër”. Zo’n leven is een bestaan dat van plaats naar plaats voert. Het is een waagstuk, zonder anker en zonder vaste grond. Abram is nog niet in zijn land van bestemming of hij moet verder vluchten: er breekt hongersnood uit en hij wordt economisch vluchteling. Ook over Mozes wordt verteld dat hij moest vluchten: de woestijn van Midian in. Zijn zoon noemt hij Ger-som (vreemdeling). Want zegt hij: ik ben een vreemdeling geworden, ik woon in een land dat ik niet ken. Jezus werd door Jozef en Maria meegenomen op hun vlucht naar Egypte, ten tijde van Herodes. Alle grote Bijbelse helden waren vluchtelingen. “U moet het recht van vreemdeling eerbiedigen. Bedenk dat u zelf slaaf geweest bent in Egypte tot de Heer uw God u heeft bevrijd. Daarom gebied ik u zo te handelen”.

Wie van u is geboren en getogen in Kennemerland? Haarlem of omgeving? Mag ik vingers zien. Wie komt van elders en is hier later naar toegekomen? Wie kent de ervaring van ergens vreemd te zijn en aangewezen te zijn op de welwillendheid van anderen? Heb je je ooit aangemeld bij een kerkelijke gemeente waar je niemand kende? Trouwde je in een schoonfamilie die net iets hoger stond op de sociale ladder dan de jouwe? Kwam je halverwege een schooljaar in een vreemde klas? Ging je studeren in de grote stad of in het buitenland? Moest je op vakantie in een ver land opeens naar een ziekenhuis? Allemaal situaties waarin je niet precies weet hoe het hoort. Waarin alles wat jij geleerd hebt en belangrijk vindt, gerelativeerd wordt. Hier gaat het anders en ik moet me maar aanpassen.
Spannend: doe ik het goed? Irritant: wat doen ze hier rare dingen. Eenzaam: hoor ik er wel bij? Denk eens terug aan zo’n situatie uit je eigen leven. Haal je die periode uit jouw leven eens voor de geest. Hoe voelde jij je – toen jij vreemdeling was? Heb je er goede ervaringen mee opgedaan? Hebben mensen je geholpen? Of waren het negatieve ervaringen? Hebben ze je gekleineerd? Van je geprofiteerd?

Ik heb jullie gevraagd naar ervaringen uit jullie eigen leven. Omdat ik veronderstel dat de identificatie met slavernij in Egypte geen levende werkelijkheid is. Hoezo zijn wij vreemdeling geweest? Ikke niet hoor. Ik ben altijd Nederlander geweest. Sommige mensen zeggen het me heel eerlijk, als het gaat over het werk bij Stem in de Stad. “Sorry, asielzoekers, daar heb ik helemaal niets mee. Ik kan me er helemaal niets bij voorstellen. Het staat gewoon ontzettend ver van mijn bed”. Klopt. De kans dat je als geboren Nederlander zonder papieren komt te zitten of moet vluchten is nihil. En als er al wat misgaat, ja dan gaan we wel naar Canada ofzo of naar Nieuw-Zeeland. Ja, dat zien we dan wel weer. We hebben er geen collectieve verbinding mee, met dat thema vluchteling.

Wie van u heeft de oorlog meegemaakt? Heeft u de Duitsers er zelf uitgegooid? Ik heb er moeite mee als er gedaan wordt alsof dit land ‘vanzelfsprekend van ons is’. Als er geen anderen waren geweest die ons hadden geholpen was dit land helemaal niet van ons. Iedereen heeft van tijd tot tijd bescherming nodig. De autonome, superieure mens – die van nature verblijfsrecht heeft – bestaat niet.

In de Oudtestamentische teksten over het jubeljaar zegt God: “Land mag nooit verkocht worden, alleen verpacht. Want het land behoort mij toe en jullie zijn slechts vreemdelingen die bij mij te gast zijn.” Dat gaat nog verder dan een herinnering: ooit was jezelf een vreemdeling. Je bent het nu! Het land is niet van jou, zoals je leven niet van jou is. Je hebt het allemaal gekregen van boven. Je hebt het niet in handen. Als je dat gelooft – dat het land niet van jou is, maar van God, dat je je leven niet zelf gemaakt hebt, maar gekregen – dat je een gelukszoeker bent, die niet leeft vanuit zijn rechten, vanuit zijn zelfrechtvaardiging, maar uit genade, dan kom je anders in het leven te staan. Here God wij zijn vervreemden, door te luisteren naar uw stem. Voor mij betekent dat dat het verschil tussen wel of geen status in Bijbelse zin radicaal is opgeheven. Superioriteit is ondenkbaar. Je kan de ander dus ook niet veroordelen tot een slachtofferschap waar jezelf dan boven staat. Je staat naast elkaar. Optrekken met vreemdelingen is voor mij een Bijbelse levenswijze. Niet omdat we klakkeloos Oudtestamentische voorschriften toepassen. Die laten we op tal van andere moderne levensvlakken ook niet doorslaggevend zijn. Ja, ik zoek geluk. Voor mezelf en voor anderen. Ik bezit niets en ik heb niets. Het is allemaal te leen. Wat zou ik een ander dan vastzetten in zijn schuld? Gevangen houden omdat hij geen papieren heeft? Bij de keel grijpen omdat er nog een klein bedrag uitstaat? Mij is zelf voor een vermogen kwijtgescholden.

Er is een oud lied van Johannes de Heer: Is uw paspoort getekend, o mens. Het speelt met de gedachte van een identiteitscontrole bij de hemelpoort. “Slechts het kruis in uw paspoort geeft toegang, Jezus ging voor, Hij wacht aan de grens. Is uw paspoort getekend, o mens?” Verontrustend beeld: wie hier zijn papieren goed op orde heeft, zou daarboven wel eens een probleem kunnen hebben. Staat er een kruis in je paspoort? Leuke vraag voor de veertigdagentijd: hoe kom je aan zo’n kruis? Laten we de preek niet te pessimistisch eindigen. Ik kan me niet voorstellen dat de engelen van de hemelse IND al te onmenselijk zijn. Dat ze werken met uitzetquota, met isoleercellen of met dwangmiddelen conform geldende geweldsinstructies. En weet u waarom niet? Omdat ze daarboven een baas hebben die zelf vreemdeling is geweest en afhankelijk van mensen die hem opvingen. Nee, van de geldigheid van onze hemelse papieren moeten we het niet hebben. Wel van de Heer, die ons aanziet met ontferming bewogen.

Is deze preek te politiek geworden? Ik hoop van niet. Ik wil niet miskennen dat er allerlei praktische vragen liggen. Dat het nooit makkelijk is – en dat er anderen zijn die dat als vak hebben. Maar ik verzet me tegen het beeld dat wij een taart zouden hebben en dat de vraag die nu actueel is, de vraag is hoeveel we van die taart zouden willen weggeven. De helft? Een punt? Een kruimel? Helemaal niks? Ik kan niet uit de voeten met dat beeld: wij hebben een land, en dan gaan we nu eens discussiëren hoeveel we van dat land willen delen. We hebben geen land. Zoals we onszelf niet hebben.

Straks bidden we het Onze Vader, met die bede: Vergeef ons onze schulden, zoals wij vergeven onze schuldenaren. Onze schulden zijn ons vergeven. We leven allemaal van een generaal pardon. Een ander bij de keel grijpen en vastzetten, ik zou het niet kunnen.

Amen.

zondag 8 maart 2015

Op een mooie lentedag

Bolwerken.  Copyrights RS

Kenaupark .Copyrights RS

Vlooienveld. Copyrights RS

Vlooienveld. Copyrights RS

Bolwerken. Copyrights RS

Bolwerken. Copyrights RS

Vijverlaan. Copyrights RS

donderdag 5 maart 2015

Rust zacht, Carel Visser

Beeldend kunstenaar Carel Visser is dood, en ik schrok toen ik dat gisterochtend hoorde. Niet omdat ik een groot bewonderaar van hem ben, trouwens. Hij heeft prachtig werk gemaakt, daar niet van, maar zijn ongetwijfeld veruit lelijkste kunstwerk staat pal voor mijn slaapkamerraam. Het is de metershoge zwart-wit gevlekte betonnen paal met rode hanenkam die Visser in 1989 in opdracht maakte ter ere van 150 jaar Nederlandse Spoorwegen. Die paal staat nu al ruim 25 jaar buitensporig wanstaltig te wezen op de hoek van de Amsterdamsevaart en de Gedempte Oostersingel Gracht.
Ik heb het me vaak afgevraagd: Zou Visser nou gewoon zijn dag niet hebben gehad? Is dit zijn antwoord op te vaak een trein gemist? Of werd de creativiteit van de kunstenaar hier wellicht vermorzeld in het keurslijf die de opdrachtgevers hem hadden aangetrokken?
Misschien lag het wel aan mij. Jaren geleden vroeg ik het aan een collega-kunstredacteur: 'Wat is dit, hoe moet ik hier naar kijken?' Hij kwam niet verder dan: 'Die Visser is een groot kunstenaar hoor...'
Het oordeel van zijn opvolger, jaren later, in een rubriek over buitenkunst die we samen maakten, was uitgesprokener. Zij stelde: 'Visser was hier het spoor bijster'. Daar kon ik vrede mee hebben. Rust zacht, meneer Visser.
 Eerder geplaatst als 60 seconden in HD van 3 maart.
foto RS

zaterdag 28 februari 2015

Linsey

Mijn stad is er voor eeuwig. Ik ben slechts passant. Zo loop ik in mijn stad, mezelf steeds verwonderend over wat is, was en wat misschien nog komt. Alles is vergankelijk, maar de stad blijft. En zo bouwt de stad mij op, en ik haar nauwelijks.
Er worden fietsenrekken weggehaald en teruggezet, Loutje staat op zijn sokkel, en elke avond om 9 uur klinken de Damiaatjes.
Decennia geleden, voor ik geboren werd - denk ik - klonken die Damiaatjes trouwens twintig minuten. Tegenwoordig is dat een vol half uur. Ze zouden eigenlijk precies 12 minuten en 19 seconden moeten luiden, legde de dichter Jan Kal me eens uit op het terras van café Koops. Als verwijzing naar het jaartal van de verovering van Damiate.
Toen ik, ik denk in 1997, voor het eerst Koops binnenstapte, was ik verbaasd dat ik dit eeuwenoude café nooit eerder had opgemerkt. Het bleek pas een paar jaar te bestaan. En pas jaren dáárna hieven wij het glas omdat eigenaar Rolf ook echt eigenaar was geworden.
Vier jaar geleden wandelde Linsey daar binnen en sindsdien werkt ze er sinds mensenheugenis. Maar donderdagavond dronken we dan toch op haar allerlaatste dag als barvrouw hier.
In snippers en kleine fragmenten verandert de stad, die in al zijn eeuwigheid dezelfde blijft.
Dank je nogmaals, Linsey.
Proost!

Eerder geplaatst als 60 seconden in HD van 28 februari.

Linsey Foto copyright RS

zaterdag 10 januari 2015

Bloemenmeisjes

,,Het tijdperk van een wat naar binnen gekeerd stadje dat wordt bevolkt door een stelletje Houten Haarlemmers is voorbij.'' Burgemeester Bernt Schneiders had deze woorden afgelopen maandagavond tijdens zijn nieuwjaarsrede bijna als een Verlosser uitgesproken. Het juk van het stigma was afgeworpen. Zoiets.
Dat bleek allemaal te zijn gebeurd tijdens het nogal lawaaierig en met veel tromgeroffel geld inzamelen voor het goede doel rondom een glazen huis op de Grote Markt. De blik was verruimd en deuren waren open gegaan. We waren wereldburgers in een wereldstad geworden!
Zouden ze dat buiten Haarlem nu ook vinden?, vroeg ik me af, terwijl ik een schaal met keurige blokjes kaas met zilveruitje aan een prikkert
je-met-Hollands-vlaggetje voorbij zag komen. En wat betekende dat dan? Moesten we ons anders gaan gedragen? Wereldser, grootser?
Voor het eerst waren we dit jaar op de nieuwjaarsreceptie niet ontvangen door de Haarlemse Bloemenmeisjes. Waren zij gesneuveld in het nieuwe Haarlemse werelds-zijn? Tien jaar lang heb ik bij binnenkomst vriendelijk bedankt voor de aangeboden corsage. Ineens had ik daar spijt van. Als herboren niet-Houten Haarlemmer miste ik onze Bloemenmeisjes.

Eerder verschenen als '60 seconden' in Haarlems Dagblad van 7 januari