In de categorie kleine ongemakken is de hik een van de vervelendste. Dat
komt omdat het ongemak meerledig is. Het hikken 'an sich' is
stomvervelend, maar daar blijft het niet bij. Je veronderstelt al gauw dat anderen
stevig aan je verstand twijfelen als je ongecontroleerd ademstootjes zit
te schokken. Of dat ze denken dat je stomdronken bent.
Een vriendin van mij
kreeg de hik toen we aan de bar van een café zaten. Nee, ze was niet
dronken. Maar leg dat hikkend op je kruk met een vaas pils voor je neus
maar eens uit. Ze wilde er dan ook snel vanaf. Maar hoe?
Iedereen kent
alle remedies die er tegen de hik bestaan: schrikken, je adem inhouden,
rustig en diep ademhalen, op je kop een glas water drinken... Helpen ze
ook? Bij mij nooit.
Dus toen een bargenoot vol overtuiging riep dat hij
kon garanderen haar van de hik af te kunnen helpen, was ik niet
overtuigd. ,,Duizend euro! Durf ik er op te zetten’’, zei hij.
Hij
bestelde een glas water en vroeg om een schone theedoek. De theedoek
werd over het glas gelegd. ,,Hier, drink dit op. Door de theedoek heen,
met je neus in het glas.’’ Ik had even spijt dat ik de weddenschap niet
was aangegaan.
Maar nog geen vijftien seconden en paar slokken water
later was duidelijk dat mijn vriendin haar hik echt kwijt was. ,,De hik
zit tussen je oren’’, legde de bargenoot uit. Of ik die uitleg snap,
weet ik nog steeds niet.
(Eerder verschenen als '60 Seconden' in Haarlems Dagblad van 27 april)
zondag 28 april 2013
woensdag 17 april 2013
Begijnen
Met het overlijden op 92-jarige leeftijd van de Belgische begijn
Marcella Pattyn is een volledige religieuze traditie uitgestorven. Sinds
de elfde eeuw wijdden begijnen gezamenlijk hun leven aan het
christelijke geloof. Niet in een klooster, maar in een hof.
In Haarlem hebben we, zoals u weet, ook een begijnenhof en dat maakt het nieuws voor mij iets bijzonderder. Temeer daar ik me de afgelopen weken een paar keer nogal letterlijk met de vergankelijkheid van deze religieuze vrouwen heb bezig gehouden. Ik heb bij Bureau Archeologie in de Bakenesserkerk meegeholpen de vorig jaar onder het Donkere Begijnhof opgegraven skeletresten bij elkaar te passen.
Dat werk kon niet aardser zijn: zo heb ik met plakband van de Gamma twee schedels van de dames in hun min of meer oorspronkelijke staat teruggebracht.
Het heeft even geduurd voor ik wist wat begijnen waren. Ik weet niet meer wanneer en hoe ik erachter kwam, maar ik was de pubertijd wel al voorbij denk ik. Omdat het Haarlemse begijnenbuurtje al langer dan mijn heugenis terrein is van het oudste beroep ter wereld, wist ik als kind niet beter dan dat begijn een ander, nóg mysterieuzer woord was voor: prostituee, hoer, lichtekooi.
Denkend aan mevrouw Pattyn vind ik dat een van mijn meest beschamende én hilarische misvattingen.
(Eerder verschenen als '60 seconden' in Haarlems Dagblad van 17 april)
In Haarlem hebben we, zoals u weet, ook een begijnenhof en dat maakt het nieuws voor mij iets bijzonderder. Temeer daar ik me de afgelopen weken een paar keer nogal letterlijk met de vergankelijkheid van deze religieuze vrouwen heb bezig gehouden. Ik heb bij Bureau Archeologie in de Bakenesserkerk meegeholpen de vorig jaar onder het Donkere Begijnhof opgegraven skeletresten bij elkaar te passen.
Dat werk kon niet aardser zijn: zo heb ik met plakband van de Gamma twee schedels van de dames in hun min of meer oorspronkelijke staat teruggebracht.
Het heeft even geduurd voor ik wist wat begijnen waren. Ik weet niet meer wanneer en hoe ik erachter kwam, maar ik was de pubertijd wel al voorbij denk ik. Omdat het Haarlemse begijnenbuurtje al langer dan mijn heugenis terrein is van het oudste beroep ter wereld, wist ik als kind niet beter dan dat begijn een ander, nóg mysterieuzer woord was voor: prostituee, hoer, lichtekooi.
Denkend aan mevrouw Pattyn vind ik dat een van mijn meest beschamende én hilarische misvattingen.
(Eerder verschenen als '60 seconden' in Haarlems Dagblad van 17 april)
copyright RS |
dinsdag 16 april 2013
Pinnen
Ik weet niet hoe het
u vergaat, maar ik ben helemaal om. Ik betaal zelden nog met papiergeld en
muntjes, en ik heb dat ook nog zelden op zak. Ik pin. Ik pin me een slag in de
rondte. In supermarkt, café, en broodjeszaak om de hoek. Tot en met de kleinste
bedragen. Ik pin, en vind dat heerlijk.
Toegegeven, het heeft ook nadelen. Voor
de frisdrankautomaat op het werk moet ik regelmatig bietsen. Dat ding heeft
geen betaalgleuf.
Hoe groot is daarentegen het genot dat ik van dat mallotige
Nederlandse afronden aan de kassa af ben. Het is geen principieel bezwaar dat
ik daar tegen heb hoor, ik miste gewoon de cent. Met mijn pinpas heb ik de cent
weer terug. Al is die dan van plastic.
Mijn twee vaste supermarkten hebben
tegenwoordig een pinkassa, wat ik toejuich. Een daarvan heeft ’m sinds een week
of twee, en daar heeft de caissière noodgedwongen tijdelijk een nieuw zinnetje
aan haar vaste repertoire toegevoegd. Naast ’Goedemiddag’, ’Wilt u de bon’ en
’Fijne dag nog’, klinkt er: ’Meneer/mevrouw, u weet dat u hier alleen kunt
pinnen?’ Ik knik daarop met een glimlach.
Maar dan blijkt dat nog niet álles wil
vlotten. Bij het afrekenen van boodschappen ter waarde van 7,32 euro, klinkt
nog altijd: ,,Dat is dan 7 euro 30.’’ Fout! Ik pin! En met liefde betaal ik die
twee extra centen. Al zijn ze van plastic.
(Eerder verschenen als '60 seconden' in Haarlems Dagblad van 16 april)
Abonneren op:
Posts (Atom)