maandag 28 juli 2008

Mart is weer thuis

Ik was gisteravond een laat biertje wezen halen bij Kees in d’Oude Floryn en inmiddels op weg naar huis. Het zal tegen tweeën zijn geweest. Langs het Spaarne zag ik vanuit de verte een goede bekende over de weg turen. Een lange, forse, kalende heer. Mart Smeets. Nou woont hij daar, weet ik, dus heeft hij zeker alle recht om daar op de weg te gaan staan turen, ook al is het in het holst van de nacht. Maar toch was ik verbaasd. In mijn hoofd zat Smeets nog in Frankijk. Ik had ‘m nota bene diezelfde middag op tv onder een Franse parasol nog vrolijk
zien babbelen met Michael Boogerd!
Ik kom meneer Smeets wel vaker tegen. En toch blijft het raar en onwennig om iemand tegen het lijf te lopen wiens hele voorkomen je vertrouwder is dan menig element in je kennissenkring, wiens gezicht je vaker ziet dan dat van je eigen broer en tegelijkertijd te moeten beseffen dat jij voor diegene een volslagen vreemde bent. Heel af en toe zeg ik de heer Smeets vriendelijk en beleefd goedendag, maar alleen als we elkaar toevallig rakelings passeren en we de enigen ter plaatse zijn. Dat doe ik trouwens ook bij vreemden. En daar hou ik het bij. Doorgaans.

Het was er vannacht eigenlijk al uit voor ik er erg in had: ,,Zó, alweer thuis?’’. Ik klonk alsof ik mijn van vakantie terugkerende buurman aansprak... En die spreek ik eigenlijk helemaal nooit aan, ook niet als hij van vakantie komt.
Smeets keek heel even verstoord op van zijn getuur. ,,Hm?’’, klonk het kortaf. En onmiddellijk werd het turen hervat.
Ik had inmiddels door, dat zijn blik zat vastgeklonken aan zijn auto, die iemand langs het Spaarne aan het inparkeren was.
,,Nu al zo snel terug uit Frankrijk?’’, verduidelijkte ik iets wat verder eigenlijk helemaal geen verduidelijking nodig had, en waar de gerenommeerde sportcommentator ook duidelijk geen interesse in had. Wat stond ik hier eigenlijk te doen? Ik ben gewoon beleefd, verexcuseerde ik mij.
,,Ja, net teruggekomen”, zei Smeets, opnieuw kortaf. En weg was die blik weer. Had hij zijn autosleutels aan een demente blinde meegegeven ofzo?
,,Nou slaap lekker dan, straks’’, zei ik vriendelijk en ik liep weer door. Het turen werd nog één keer voor een krappe seconde onderbroken. ,,Ja’’, klonk het op een toon die merkwaardigerwijs het midden hield tussen schamper en bijzonder aardig. ,,Jij ook...’’
Ik heb geen idee wat voor auto Mart Smeets heeft, maar ik hoop oprecht dat het nog gelukt is met dat inparkeren. Onze sportverslaggever zag er bezorgd uit.


Maar nog even over dat gesprekje dat Smeets met Boogerd zondagmiddag had, onder die parasol. Daar heb ik me zo mee vermaakt, dat ik dat toch wil delen.
Je weet, Mart houdt van Michael. Dat zie je. Hij is altijd net even blijer als Michael Boogerd bij hem aan tafel zit. En dan wordt Mart, die toch al de hele Tour wijn klinkend en sentimenten aan elkaar rijgend zijn gasten beknuffeld, nog nét iets knusser.
Boogerd legde uit dat hij de Tour even had verlaten voor een ‘klusje’ voor de Rabobank (,,Jouw werkgever’’, weet Mart daar aan toe te voegen) en nu weer terug is voor de slotdag. Die opmerking alleen blijkt vervolgens voor Smeets al meer dan genoeg voor een onvervalst vette Smeets-jubel.
,,En dan zit je nu hier weer héééérlijk onder deze parasol in Frankrijk’’, danst Mart zijn verbale vreugdedans om Boogerd heen. ,,Wat een mooi leven, hé.’’ En Mart glundert. Hij is God in Frankrijk en heeft Boogert aan zijn zijde.
,,Nou...’’ zegt Boogerd, ,,ik kan me anders wel wat leukers voorstellen…’’
,,Wat dan’’, schrikt Mart. Maar hij wéét wat Boogerd gaat zeggen. En wat een prachtige uitspraak gaat dit worden, en dat allemaal live voor de NOS-televisie. Dames en heren, Boogerd gaat nu zeggen dat hij liever op de fiets had gezeten. Zeker weten.
,,Lekker op een strandbedje op Scheveningen met een koude pils in mijn handen had me nu helemaal niet verkeerd geleken’’, antwoordt Michael. De oud-wielrenprof lacht zijn grote witte tanden erbij bloot.
God in Frankrijk wankelt op dat moment héél even.

Geen opmerkingen: