Dat roept herinneringen op.
Niet aan Adelboden overigens. Ik weet dat het een bergdorpje in Zwitserland is, dat populair is bij toeristen. Ik ben er zelf nooit geweest.
Adelboden brengt me daarentegen terug naar een klein, vochtig huis in de Meester Joostenlaan in Haarlem. Het huis van mijn oma.
Waarom weet ik niet, maar ik was de lievelingskleinzoon van mijn oma. Of ik daar nou bij moet vertellen dat mijn oma niet zoveel met mensen had, weet ik niet. Mijn oma had meer iets met dieren, vogels in het bijzonder. Dagelijks sneed ze kilo’s witbrood in blokjes om voor en achter het huis op het stoepje te gooien. Dat brood kocht ze bij Simon de Wit aan het begin van de Grote Houtstraat, ook toen dat allang Albert Heijn heette. Daarnaast liet ze, ik denk één keer per maand, twee grote zakken duivenvoer brengen. Ook voor op straat. Tot ergernis van de buren, die met lede ogen hun goten zagen dichtslibben met duivenstront. Maar goed, die mensen deugden niet, aldus mijn oma.
Dat broodmes heb ik. Na haar overlijden op 23 december 1992 op negentig jarige leeftijd wilde ik alleen dat mes, het voorwerp waar ze in haar hele leven waarschijnlijk het meest van al haar liefde had ingestopt.
Maar behalve dat mes heb ik nog iets. En zo kom ik terug op Adelboden. Ik ben in het bezit, officieel geërfd, van een koeienhoorn voorzien van een geschilderd Zwitsers kruis en Edelweiß, een rood/wit koord, een fluit en de handgeschreven tekst ‘Adelboden’.
Het hing prominent aan de muur van de voorkamer in het huis van mijn oma en het oefende een onweerstaanbare aantrekkingskracht op me uit toen ik vijf, zes, zeven jaar oud was. God, wat had ik er niet voor over om daar eens op te mogen blazen. En nog wel uit Zwitserland! Terwijl wij in de Zwitserlandstraat woonden! Het kon allemaal geen toeval zijn.
Nog voordat ik goed en wel wist wat ‘dood’ betekende (hoewel ik mijn opa verloor toen ik nog geen zes jaar was en mijn andere opa en oma nooit heb gekend) beloofde deze oma van mij, dat deze Zwitserse hoorn ooit van mij zou worden. Als ze dood was. En dat bedoelde ze niet als een grapje.
De laatste vijftien jaar van haar leven is mijn oma druk geweest om vrijwel al haar prullaria (het was echt geen rijkdom) te voorzien van stickertjes met daarop de naam van wie het zou toekomen als ze kwam te overlijden. Dat had voor de familie iets ongemakkelijks. Zo werd een meegebracht souvenirtje of cadeautje óók direct van zo’n stickertje voorzien.
De hoorn uit Adelboden had een stickertje met mijn naam erop. ‘Deze is straks van jou, hoor!’, verzekerde ze me regelmatig, ook toen ik al tot over mijn oren in de pubertijd zat en echt andere zaken begeerde dan de koeienhoorn van mijn oma.
Het was haar enige echte vakantie geweest. Samen met mijn opa en een stel vrienden. Begin jaren vijftig. In Adelboden. En ze heeft dikwijls verteld, dat ze daar de allerlekkerste wijn heeft gedronken die er in de wereld bestond: Muscadet! Toen en nooit meer. Wat mijn ouders later ook voor Muscadet voor haar inschonken, het haalde het nooit bij de zoete herinnering aan dat Zwitserse bergdorpje van niet lang na de oorlog.
Ik heb het plakkertje destijds van de hoorn gehaald, en hij hangt bij mij niet prominent aan de muur, maar ligt netjes in een kast. Maar ik heb 'm wel: de koeienhoorn van mij oma. Uit Adelboden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten