woensdag 25 maart 2009

Oude Amsterdamse Buurter

Ben ik een Oude Amsterdamse Buurter? Ik ben een Haarlemmer, dat is zeker. Ik hou van mijn stad, van zijn verhalen, zijn historie, zijn mooie plekjes, de Bavo, het Spaarne en van Loutje Coster.
Natuurlijk mopper ik ook wel eens op Haarlem. Als er op een mooie vrijgekomen plek iets wanstaltigs wordt gebouwd. Of omdat fietspaden in deze stad nog wel eens vermomd gaan als hindernisbaan voor doorgewinterde survivalaars.
Maar laat geen Amsterdammer iets naars over Haarlem zeggen. Die jaag ik bij wijze van spreken eigenhandig en wel direct met pek en veren de stadspoort uit… Oprotten. Op die poort kom ik straks nog terug.
Ik ben geboren in Europawijk en koester in sepia gekleurde herinneringen aan eindeloze middagen spelen in de Zwitserlandstraat en in het Engelandpark. Ik ben in die zin een Europawijker.
Ik heb in de Slachthuisbuurt gewoond en merk dat ik het kleinste berichtje uit de Byzantiumstraat, Pladellastraat, Merovingenstraat, Diederikstraat, Kruistochtstraat of Hannie Schaftstraat met net dat beetje meer aandacht lees. Dat maakt me een klein beetje een Slachthuisbuurter.

Ben ik een Oude Amsterdamse Buurter? Toen ik deze column schreef en me dat afvroeg, keek ik even op van mijn toetsenbord en uit het raam. Vanuit mijn werkkamer kijk ik op de Amsterdamse Poort. Ik noemde hem net al. Hoewel de geschiedenis waarschijnlijk, net als zoveel Haarlemse verhalen, meer op fantasie dan op werkelijkheid berust, kan ik in gedachten Kenau kokende olie over de rand en over de hoofden van de Spaanse belager zien gooien. Achter de Poort zie ik de hoge schouders en de toren van de Oude Bavo en ik zie molen de Adriaan uitsteken boven de voormalige Fietsznfabriek.
Ik woon op het uiterste puntje van de Oude Amsterdamse Buurt en mijn blik is meestentijds gericht op het oude stadscentrum.

Maar toch. Als mensen mij vragen waar ik woon en ik ze uitleg dat mijn huis tegenover de Poort staat, op het hoekje van de Gedempte Herensingel en de Amsterdamsevaart, dan voel ik wrevel als ze met licht spottend lachje of met ongegeneerde blijk van afgrijzen informeren of dat ‘in die lelijke nieuwbouw boven het voormalige postkantoor’ is. Dat gebouw ‘met die zwembadtegels’.
Ja, daar woon ik. En het is niet het mooiste gebouw van Haarlem en de geschiedenisboeken laten zien dat deze hoek, waar héél vroeger het ‘Hofje van Severijnse’ gelegen was, er ooit fraaier uitzag. Maar het is waar ik woon en ik woon er fijn.
,,Je woont dus in de Amsterdamse Buurt’’, hoor je dan soms. ,,Veel buitenlanders daar. Veel troep op straat ook. Maarre... toch wel gezellig...?’’
Ja, toch wel gezellig…, zeg ik dan. In de Oude Amsterdamse buurt zit namelijk Fonshof, en dat is de mooiste snackbar van de stad. Wat heet: snackbar? Het is een theater! Kom maar eens kijken hoe Amsterdamse Buurters zich hier zondags op Studio Sport voorbereiden.
Dan leg ik ze uit dat een doorsnee megabestelling van ‘vier patat mayo, twee patat oorlog, drie kaassouflees en één frikadel, twee berenhappen met uitjes apart, één kipkorn, of weet je wat doe er maar twee, twee kroketten, en een loempia met saus (Wat voor saus? Loempiasaus natuurlijk, anders had ik wel een sateetje besteld, niet dan?!) ’, in mijn oren klinkt als púre poëzie. ,,Dat was hem zo?’’ ,,Ja, en doe effe een slaatje voor nu…’’ Dat ‘slaatje voor nu’ maakt het gedicht voor mij af, maar dat wil niet iedereen begrijpen.
Ik leg uit dat wij een bankje hebben voor bakker Verkerk waar bij het minste straaltje zonneschijn de ‘mannen van de buurt’ samenkomen om elkaar over de laatste stand van zaken te informeren. Ik ken hun namen niet, maar voel me vertrouwd als ze er zitten. Zolang zij hier zitten en elkaar op de hoogte houden, kan het met de buurt nooit echt fout gaan.
Ik leg uit dat het een schande is dat ze het pand van het oudste café van Haarlem, de Gedienstige Boer aan de Schalkwijkerstraat, waar al vóór Napoleon bier geschonken werd, dusdanig hebben laten verkommeren dat het vanzelf in elkaar zakte en dat de nieuwbouw die daarvoor in de plaats is gekomen pas echt pijn aan je ogen doet.
Ik vertel dat ik vaak helemaal niks nodig heb maar dan tóch graag even de Action in de Amsterdamstraat binnenloop om me te vermaken met dat merkwaardig gevarieerde aanbod in die winkel. En dat je bij Snelly echt gewéldig Surinaams eten kunt halen. En dat wíj in onze wijk het kleinste en dus liefste kinderboerderijtje van de stad hebben en wel in de 2e Vooruitgangstraat op nummer 8.

Het is waar: er ligt veel te veel troep op straat in deze wijk. En ook ik kijk met verbijstering elke woensdagochtend naar de half opengescheurde stapel vuilniszakken schuin bij mij achter, waarvan de vuilnismannen noodgedwongen genoeg zullen laten liggen om nog minstens een week ‘plezier’ van te hebben.
Daar mag ik op mopperen. Ik woon hier. In een van buiten inderdaad niet al te fraai gebouw. In een wijk die jaren geleden weliswaar een flink deel van zijn verleden en zijn uiterlijk door die verdomde palenpest is verloren, maar nooit zijn ziel is kwijtgeraakt.

Als ik ’s avonds om negen uur vanuit mijn werkkamer de Damiaatjes horen roepen, kijk ik even naar de Amsterdamse Poort en ontkom ik niet aan de gedachte dat ik volgens historische wetten nog een half uur heb om voor de nacht binnen de oude stadsmuren te geraken. Laat maar. Haal de brug maar op, laat het hek maar neer en sluit de poort. Ik woon in de Oude Amsterdamse Buurt en ik blijf ook vannacht hier.


Column op verzoek geschreven en voorgedragen op jaarvergadering wijkraad OAB op dinsdag 24 maart.

2 opmerkingen:

Bies zei

Ja dan mag je wel in de Banaan wonen maar zolang het jouw Jordaan is (dwz de Vijfhoek van Amsterdam) is het goed. Mooi stukkie. (Het jouwe; niet dat stuk Haarlem.) Blijft de vraag: is de stapel vuilniszakken half opengereten of zijn de vuilniszakken op de stapel half opengereten? En scheelt dat verschil dan weer in de hoeveelheid beschikbare zwerfvuil?

Richard zei

De helft van vuilniszakken op de stapel zijn opengereten. Maar dan overdrijf ik wel een beetje, voor de helft...