woensdag 26 maart 2008

Bruggen bouwen II

Bruggen bouwen, wat weet ik daar ondertussen van? Niet zoveel. Mijn opa heeft ’n brug voor mij gebouwd, bijna ver voorbij mijn herinnering.

Mijn opa, van moeders kant, overleed in 1975, ik was nog geen zes jaar oud. Ik weet niet zo heel veel over hem, en dat vind ik soms jammer, omdat ik, afgaande op wat ik wel van hem weet, het waarschijnlijk meer dan goed met hem had kunnen vinden.
Mijn opa werkte voor een bakker, was timmerman, schoenmaker, en Jehova’s Getuige tegen wil en dank. Tegen wil en dank, dat was mijn oma, over wie niets dan goeds, maar daarover vast nog wel een andere keer meer.
Ik heb alleen vage herinneringen aan mijn opa. Hij pakte mijn neus beet, trok zijn hand weg, hield zijn duim in een vuist tussen wijs- en middelvinger en zei: ‘Ik heb je neus!!’
En ik was klein genoeg om – letterlijk - mateloos pret te beleven aan die in mijn kleine-jongens-ogen onnavolgbaar wonderlijke grap.

Ik kan me herinneren dat mijn ouders voor zijn verjaardag - het kan ook vaderdag zijn geweest - een elektrisch scheerapparaat voor hem kochten. Mijn opa was toen al zo goed als blind. Vrijwel op de tast, liggend in een bed in de kleine woonkamer van het grootouderlijk huis aan de Meester Joostenlaan, opende hij zijn cadeau. En vrijwel op de tast opende hij – met moeite – de hard plastic doos, waarin het voor hem bijna futuristische apparaat netjes zat opgeborgen. Het was een handeling die tijd vergde, althans in mijn herinnering. Wat iedereen vervolgens zag, behalve hij, was dat de doos leeg was. Er was iets fout gegaan in de winkel.

Ik herinner me Eerste Kerstdagen, die volgens de leer van de Jehova’s niet gevierd hadden mogen worden, maar waar mijn opa bij ons thuis intens van heeft genoten. Mijn vader was een meesterkok en moet in zijn schoonvader een van zijn dankbaarste klanten hebben gevonden. Na het eten trok mijn opa, een kleine, ietwat gedrongen man, zich intens gelukkig terug op de bank. Liggend, 'met de bolle kant naar boven'.

Van mijn opa ken ik de uitdrukking: 'Je mag op het randje van mijn bord poepen als dat je gelukkig maakt, als je maar niet spettert'. Dat vond ik als vijfjarig jongetje onweerstaanbaar grappig, en nu snap ik dat het nog bijna filosofisch is ook.

Mijn opa heeft een brug voor mij gebouwd. Hij moet toen nog nauwelijks een hand voor ogen hebben gezien. Op de tast heeft hij, van afvalhout, een ophaalbrug voor mij getimmerd. En hij heeft hem, met eindeloos geduld, en dat moet dus wel met liefde zijn geweest, geschilderd.

Dat is wat ik van bruggen bouwen weet.


Geen opmerkingen: