Vanaf mijn werkplek kijk ik uit op de Beijneshal en de parkeergarage die daar onder zit. Mooi is anders. Toch is er regelmatig genoeg te zien. De hoek boven aan de trap is een ideale hangplek voor jongeren, die zich daar onbespied voor de rest van de wereld voelen, omdat er vanaf de straat geen zicht is op die plek. Weten zij veel dat ze bijna recht voor mijn neus zitten.
Zo zie ik allerhande hanggedrag. Daar hoort soms baldadigheid bij. Zo werd mijn aandacht al eens een keer getrokken door een paar jochies die Jackassje aan het spelen waren met ‘gevonden’ fietsen van het Stationsplein, die ze onder luid gejoel van de hoge stenen trap af lieten rijden.
Ik zie spelletjes als ‘wie kan het verst spugen’ en ‘wie kan de ander het hardst stompen’. Ik zie de hoek als openbaar toilet gebruikt worden. Ik zie kalverliefdes bloeien, het stiekem roken van sigaretten, trucjes met skateboards, haantjesgedrag, uitsloverij, pesterijen, verveling en eenzaamheid.
Afgelopen week werd mijn aandacht getrokken door twee meiden die zich door een stevig stralend lentezonnetje hier heen hadden laten voeren. In eerste instantie was het hun kleurrijke verschijning die mijn aandacht trok. Zo droeg een van hen een schitterende, felroze gekleurde hoofddoek, die zich alleen al door die kleur buiten elke hoofddoekjesdiscussie wist geplaatst.
Maar er was nog iets anders dat opviel. Deze meiden waren hier kennelijk naar toegekomen om urenlang naar elkaar te luisteren, te vertellen, bij te praten en heel ontspannen te genieten. Daarvoor waren ze opmerkelijk genoeg niet naar een terrasje gegaan, of naar een fraai gelegen park, nee, naar deze hangplek. En, alsof ze onbewust volledig spotten met de wetten van deze plek, waren ze daarbij gewoon ontspannen en helemaal zichzelf.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten